Rotterdam Dit is een p class = intro, wat zou hier in moeten staan.
Ewoud Sanders | Zaterdag 4 september 2010 |
Taalhistoricus en medewerker van NRC Handelsblad.
Stel, je bent letterenstudent en je moet een werkstuk maken over een negentiende-eeuwse letterkundige. Heeft het zin om voor dit onderzoek naar een bibliotheek te gaan? Iedere bibliothecaris zal zeggen: dat heeft altijd zin. Niet alleen kun je in een bibliotheek veel informatie vinden, je bouwt er meteen aan twee pijlers onder je academische opleiding: vertrouwdheid met bibliografische zoeksystemen en boekenkennis.
Gaan studenten inderdaad nog veel naar bibliotheken? En als ze daar zijn, plukken ze dan nog wel eens zomaar een boek van de plank? Het zal vast nog wel voorkomen, maar steeds minder. En geef de huidige student eens ongelijk. Vanaf zijn pc of laptop kan hij zoeken in de grootste bibliotheek die ooit is gebouwd: internet, dat nu al toegang biedt tot miljoenen boeken, kranten, tijdschriften en archiefbescheiden. En mocht een bepaald tijdschriftartikel nog niet op internet staan, dan kan hij dit online aanvragen. Binnen twee dagen staat het in zijn mail.
Studenten leren natuurlijk nog wel uit boeken, al was het maar omdat docenten die voorschrijven. Maar je kunt tegenwoordig een heel eind komen met je studie zonder ooit een universiteitsbibliotheek van binnen te hebben gezien. Hier wordt al jaren over geklaagd, maar dat heeft geen zin, want het gaat om een begrijpelijke en onomkeerbare gedragsverandering. Wat hebben universiteiten en universiteitsbibliotheken gedaan om studenten op dit punt tegemoet te komen?
Minder dan je zou denken. Op de sites van de meeste universiteiten vind je, soms per vakgebied, lange lijsten met links. Die links verwijzen doorgaans naar databanken. De auteursrechtvrije databanken zijn rechtstreeks te raadplegen, de dataverzamelingen waar auteursrecht op rust zijn alleen op het interne netwerk van een universiteit te raadplegen, via een login.
Wat je bij mijn weten nog nergens ziet, terwijl het toch zo voor de hand ligt, zijn overzichtelijke, helder gestructureerde sets bronnen en naslagwerken die je voor een bepaald onderwerp of een bepaalde periode nodig hebt.
Stel, nogmaals, je bent letterenstudent en je wilt een werkstuk maken over een negentiende-eeuwse letterkundige. Vroeger zou je op een bibliotheek, van je docent of uit een bibliografie hebben geleerd welke naslagwerken voor dit onderzoek onmisbaar zijn. Nu zouden vakgroepen, universiteiten en universiteitsbibliotheken op hun website per onderwerp of per periode een digitale bronnenverzameling kunnen aanbieden. Geen verwijzingen naar databanken, maar gedigitaliseerde boeken, artikelen en tijdschriften, liefst in de vorm van pdf’s.
Inleidende tekst voor de student op de website: wil je iets nazoeken over een historisch of letterkundig onderwerp uit deze periode, maak dan gebruik van de onderstaande bronnenset. Je kunt deze data op twee manieren gebruiken: je kunt alle werken groepsgewijs downloaden en op je eigen pc zetten, of je kunt ze via onderstaande zoekregel doorzoeken. Deze datasets worden bijgehouden door een bibliothecaris of vakreferent. Sommige boeken zijn alleen te raadplegen op het interne netwerk. De andere kun je zo downloaden. Een paar keer per jaar wordt deze bronnenverzameling bijgewerkt. Wil je op de hoogte worden gehouden van aanvullingen? Geef dan hier je mailadres op.
Het wonderlijke is: zo’n voorziening is al te maken zonder grote investeringen, vooral voor de letterenstudies. Bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org) zijn al duizenden boeken gratis te downloaden. De DBNL heeft al geëxperimenteerd met enkele thematische, beredeneerde bronnenverzamelingen – slechts twaalf – maar die zijn nogal beperkt en niet bijgewerkt. Elders op die site zijn vele tientallen belangrijke letterkundige en historische naslagwerken te vinden, maar ze staan niet overzichtelijk bij elkaar.
Toch is dat precies wat universiteiten en universiteitsbibliotheken moeten doen. Studenten keren niet opeens massaal terug naar bibliotheken, dus zet de spullen die ze nodig hebben in overzichtelijke porties voor ze klaar op de plek waar zij zoeken: op internet. Dat zou op een centrale plaats kunnen, maar de ervaring leert dat dergelijke grote projecten moeizaam van de grond komen. Het zou al heel wat zijn als de letterenfaculteiten, mede op basis van het aanbod van de DBNL, goede, gestructureerde, regelmatig bijgewerkte datasets zouden aanbieden op hun eigen websites.
De vraag is waarom je studenten zou moeten stimuleren om die sets te downloaden. Ze kunnen die bronnen toch ook raadplegen op internet? Ja, dat kan wel, maar voorlopig zijn de zoekmogelijkheden op internet behoorlijk primitief, ook via zoekmachines als Google. Zodra je dergelijke bronnenverzamelingen op je eigen pc met indexeringssoftware ontsluit, kun je ze veel geavanceerder doorzoeken, onder meer met jokertekens (st?d?nt) en wildcards (biblio*). Daardoor kun je opeens zoeken op spellingvarianten van woorden en namen – wat op internet niet kan. Ook kun je de resultaten makkelijk op relevantie sorteren en de afstand tussen woorden bepalen (geef mij student maximaal tien woorden verwijderd van boek). Dit lijken misschien kleinigheden, maar in mijn ogen is dit een essentiële vervolgstap. Zoeken komt hiermee namelijk in een nieuwe fase terecht: het gaat sneller, efficiënter en het levert veel nieuws op. Een student die geavanceerd kan zoeken, vindt momenteel al snel meer dan zijn docent, is mijn ervaring.
Bij de opening van het academisch jaar, aanstaande maandag, wacht universiteiten en universiteitsbibliotheken dus een belangrijke taak: bied studenten gespecialiseerde datasets aan en leer ze hoe ze die slim kunnen doorzoeken. De wetenschap zal erop vooruit gaan.
Enkele publicaties over het inrichten en doorzoeken van grote digitale bronnencollecties zijn gratis te downloaden via Ewoud Sanders’ website: www.ewoudsanders.nl
Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Zaterdag 4 september 2010, pagina 18