Familiefoto - ‘Mijn vader werd door ons verwend’

De familie Van Lent, 1944. De familie Van Lent, 1944. De familie Van Lent, 1944.

Rotterdam Dit is een p class = intro, wat zou hier in moeten staan.

Sandra Heerma van Voss | Zaterdag 4 september 2010 | pagina 62

familiefoto

Willy van Lent (1928) groeide op in een kinderhuis. Haar moeder overleed toen zij vier jaar oud was en haar vader was alcoholist.

‘Een kansarm gezin, zou je ons nu noemen. We leefden op de rand van de armoede. Dat kwam niet doordat mijn vader te weinig verdiende: hij was timmerman in vaste dienst bij een bekend aannemersbedrijf en hij verstond zijn vak goed. Maar hij was ook alcoholist.

„Mijn vader dronk alle dagen, zijn leven lang. Na het werk ging hij meteen naar het café, waar hij ook biljartte, en kwam dan pas laat thuis. Mijn moeder gunde hem zo’n leven min of meer, heb ik van mijn zussen begrepen. Het was ook geen gewelddadige dronkaard; je kon niks aan hem zien, hij was altijd vriendelijk. Daarbij was het een mooie man, lang en slank. Mijn moeder was dol op hem. Soms stuurde ze een van mijn zussen naar het café om hem z’n eten te brengen.

„Zes maanden na de geboorte van mijn jongste zusje overleed mijn moeder. Henny was haar tiende kind, en mijn moeder had een chronische nierziekte. Ze had nooit zo’n groot gezin moeten krijgen. Ik was vier toen ze stierf. Zelf heb ik geen herinneringen aan haar, maar het moet een lieve vrouw geweest zijn, dol op gezelligheid, maar ook dol op lezen. Middenin dat drukke huishouden was ze in staat om alles uit haar handen te laten vallen en even weg te dromen bij een boek.

„Na haar dood heeft een maatschappelijk werkster nog geprobeerd om ons gezin bij elkaar te houden, maar dat is niet gelukt. Mijn vader weigerde om een ontwenningskuur te doen, en mijn oudste zussen wilden zo niet met hem verder. Bep, Tonny, Nelly en ik gingen naar de Voorzienigheid, een kinderhuis in de Elandstraat in Amsterdam. Henny was daar nog te jong voor; zij ging naar het Babyhuis en daarna naar het Maagdenhuis. Ze kwam dus niet bij ons, en dat had met de financiën te maken: mijn vader bleef nogal eens in gebreke met de betaling aan de kinderhuizen, en dat werd natuurlijk bekend.

„We zagen mijn vader een paar keer per jaar, op zondag. Dan gingen we bij hem op bezoek in het kosthuis waar hij op dat moment een kamer had. Een van zijn hospita’s ontfermde zich echt over ons, een schat van een mens was dat. En zo waren er wel meer. Mijn zus Jo, de bruid op de foto, was tot haar huwelijk in betrekking bij de heer Vroom, een huisarts uit de beroemde familie van de Vroom & Dreesmannwarenhuizen. In zijn wachtkamer lagen spelletjes en boeken, en wij mochten daar op zondag altijd komen spelen. Jo trouwde met Jan, een agent, en bij zijn ouders waren we ook altijd welkom.

„De bruiloft van Jo was bijzonder. We waren haast nooit zo als familie bij elkaar. Mijn drie broers ontbraken: Frans was binnenschipper, en door de oorlog was het niet mogelijk om hem te traceren. Van Theo en Harry wisten we alleen dat ze in het onbezette deel van Frankrijk terechtgekomen waren. We wisten niet hoe het met ze ging.

„Het was een tijd van schaarste, maar op de bruiloft ontbrak het ons aan niets. Van het kinderhuis hadden we bonnen voor suiker, melk en eieren gekregen, dus er was taart, en ’s avonds was er een echt diner bij de ouders van Jan thuis. De jurk van mijn zus was een plaatje: gemaakt van stoffen uit het magazijn van Vroom & Dreesmann, met draperieën op de buik. Een tante van ons die als coupeuse bij de Bonneterie werkte, had hem genaaid. Later is mijn zus Tonny ook weer in die jurk getrouwd.

„Ik ben tot mijn eenentwintigste in de Voorzienigheid gebleven. Het was een echte vrouwenwereld: op de kapelaan, de rector en meneer Anton van de technische dienst na waren er geen mannen. Op het laatst woonde ik er gratis; ik deed de opleiding tot kraamverzorgster en dan verdiende je de eerste maanden niets. Bij mijn vader hoefde ik niet aan te kloppen, maar de nonnen lieten me blijven.

„Geen van ons heeft mijn vader ooit laten vallen. Integendeel: hij werd door ons verwend, ook nadat hij was hertrouwd. Nu zou men waarschijnlijk zeggen dat het anders moet, maar we hebben hem nooit iets kwalijk genomen. Op zijn oude dag zocht ik hem nog elke week op met een stapel weekbladen. Dan zat hij in zijn stoel, de fles jenever binnen handbereik, en praatten we over Ajax en de politiek. Hij bleef enorm geïnteresseerd.”

Ze kookt graag; niet creatief, maar door nauwkeurig recepten te volgen. Een van haar succesnummers is een omgekeerde cake. Haar neven en nichten hebben bijna allemaal gestudeerd, glundert ze, en hun kinderen doen het ook al zo goed.

Heeft u ook een interessante familiefoto? Mail naar weekblad@nrc.nl

Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Zaterdag 4 september 2010, pagina 62