Brieven

Rotterdam Dit is een p class = intro, wat zou hier in moeten staan.

| Zaterdag 4 september 2010 | pagina 19

In het CDA wordt tenminste gediscussieerd

Ondanks alle opiniepeilingen hebben CDA-prominenten het lef de fundamentele discussie over godsdienstvrijheid en democratie te voeren. Waar menig prominente oud-PvdA’er zich in programma’s als De wereld draait door of NOVA laat verleiden tot egotrippen, doemscenario’s, populisme en strategische analyses, voert men op dit moment binnen het CDA een discussie die ertoe doet. Vanuit trots op onze democratische verworvenheid met betrekking tot godsdienstvrijheid laten vooraanstaande CDA’ers zien hoe wij vorm willen geven aan een open Nederlandse samenleving. Er wordt duidelijk aangegeven wat wel of niet acceptabel is en waarbij toch ruimte wordt gemaakt voor andersdenkenden. Zodat het andere geloof, de islam, zich kan aanpassen aan een moderne democratische samenleving.

Raf Daenen

Fractievoorzitter PvdA Oirschot

In de Kamer wordt niet gebeden

Op de Opiniepagina van 27 augustus geeft Ewald Engelen zijn mening over zaken die ver afstaan van zijn leeropdracht, de financiële geografie. Dat leidt tot enkele curieuze uitspraken. In 1917 (kabinet-Cort van der Linden) zou grofweg besloten zijn „iedere kerk gelijkelijk te subsidiëren”. Verderop in het artikel worden de liberalen in Nederland opgeroepen tot „stop het gebed in de Kamer” en „staak kerksubsidies”. Echter, in de Kamer wordt niet gebeden (althans niet officieel). En sinds het draadje dat als ‘zilveren koorde’ de Hervormde Kerk als voormalige Staatskerk nog aan de Staat verbond, werd doorgesneden, ontvangt geen enkele kerk ook maar een stuiver subsidie. Hun bestaan hangt in hoofdzaak af van vrijwillige bijdragen van leden en sympathisanten.

A.L. de Werker

Den Haag

Publieke omroep moet wel degelijk blijven

Volgens Jan Kuitenbrouwer moet het omroepbestel op de schop (Opiniepagina, 27 augustus). Echter, het werkelijke probleem is dat er veel te veel commerciële zenders zijn en dat die zenders vrijwel allemaal in buitenlandse handen zijn. Ik tel nu al veertien commerciële zenders met Nederlandse programma’s op mijn kabel. Daar krijgt de overheid geen cent van, terwijl in andere landen betaald moet worden voor een uitzendvergunning. En met die opbrengst wordt dan geheel of gedeeltelijk de publieke omroep (zonder reclame) in stand gehouden. In Nederland wordt niet de publieke, maar de commerciële omroep bevoorrecht. Waar de publieke omroep zich moet houden aan strenge programmavoorschriften, geldt dat voor de commerciële zenders (want buitenlands) niet of veel minder.

Vergeten wordt dat de publieke omroep nog lang niet zo verzuild is als de politiek. De publieke omroep is ook stevig verankerd in de samenleving. Hij heeft in het algemeen ook betere informatieve programma’s en beter drama dan de commerciële omroepen. En omdat de publieke omroep niet uitsluitend afhankelijk is van reclame-inkomsten kan zij bijvoorbeeld ook consequent en consistent sportevenementen volgen waar miljoenen mensen in geïnteresseerd zijn. Houd dus de publieke omroep in stand, al was het alleen maar als tegenwicht tegen al het commerciële geweld.

Henk Langerak

Alphen aan den Rijn

Laat kinderen vechten en in bomen klimmen

‘Kinderen zijn het vallen verleerd’, kopte deze krant op 31 augustus. Tja, dat komt ervan als je ‘jongensachtige’ activiteiten als stoeien, ravotten en boomklimmen in het verdomhoekje zet, ten faveure van ‘meisjesachtige’ activiteiten als punniken en lezen. Tien jaar geleden zat ik als vader van een jongetje – dat, nog voordat hij goed en wel kon lopen, al zelfstandig de trap van een Amsterdams bovenhuis op en af kon komen – in een park te kijken hoe een moeder haar zevenjarige zoontje een boompje van op zijn hoogst een meter of drie uitblafte met de mededeling dat hij daar nog veel te klein voor was. Mijn ongevraagde mededeling dat hij er met zo’n opvoedingshouding vanzelf uit zou vallen tegen de tijd dat hij zeventien was, werd met vuurschietende ogen beantwoord.

Natuurlijk is het verkeer in veertig jaar tijd enorm toegenomen en dreigen er andere gevaren. Helaas hebben we zó sterk de neiging gekregen om alle risico’s te willen uitbannen, dat we onze kinderen de basisvoorwaarden voor het leven op deze planeet onthouden.

Want in aanraking komen met ‘vieze’ dingen, ‘kattekwaad’ uithalen, vechten, ziek worden, vul maar in, het zijn allemaal instrumenten die we nodig hebben om te overleven in een van nature mensonvriendelijke omgeving die deze aarde nu eenmaal is. Dat daarbij wel eens een tand zal sneuvelen, of erger, is een risico dat we voor lief moeten nemen. In die bewustwording ligt dan ook de werkelijke taak voor de overheid, niet in het organiseren van valcursussen.

Luc Matter

Saint André de Cruzières (Fr.)

Grafisch werk van Villon is geraffineerd en moeilijk

Is de expositie van grafisch werk van Jacques Villon (1875-1963) in het Van Gogh Museum een pijnlijke vergissing? Gijsbert van der Wal vindt van wel: „Kunst van het soort dat in vergaderzalen en kantines hangt” (NRC Handelsblad, 24 augustus ). Vreemd. Want Villons oeuvre staat bekend als geraffineerd en moeilijk. Geen werk waarmee je massa’s trekt.

Villons abstracties geven de recensent „het gevoel dat hij dat vooral doet waar een naturalistische weergave ingewikkeld wordt”. Eigenaardig. Want Villon staat te boek als virtuoos graficus. Overigens is Villon in 1963 overleden, niet in 1936.

Drs. Rik Wassenaar

Den Bosch

Beleggen in aandelen doet pensioenfondsen de das om

Willem Vermeend en Robin Linschoten (NRC, 26 augustus 2010) vinden de waarderingsmethode van de verplichtingen van pensioenfondsen ‘arbitrair’ en prefereren het oude systeem met de ‘vaste’ rekenrente van 4 procent. Tegenwoordig worden de toekomstige uitkeringen verdisconteerd met de actuele marktrente, en dat zou leiden tot een jojo-effect in de dekkingsgraad.

Echter, de nieuwe methode is niet arbitrair, maar gebaseerd op het principe dat een dekkingsgraad van 100 procent kan worden gehandhaafd door het vermogen te beleggen in langlopende staatsobligaties, gegeven de levensverwachting. Bezittingen en verplichtingen zijn dan elkaars spiegelbeeld, met dezelfde gevoeligheid voor de marktrente.

Waar komt die instabiliteit dan vandaan? Welnu, pensioenfondsen beleggen steeds meer in aandelen om extra rendement te realiseren. Maar aandelen leveren al jaren minder op dan staatsobligaties, die door de rentedaling vanaf 1995 sterk in waarde zijn gestegen. Aandelen hebben de verplichtingen dus ook niet kunnen bijhouden. Vooral daardoor kampen veel fondsen nu met een tekort.

De 4 procent van vroeger was trouwens niet vast, maar een maximum. Zo werd van 1957 tot 1969 verdisconteerd met 3,25 à 3,5 procent. Bij de invoering van de Pensioenwet in 2007 is de bovengrens komen te vervallen. De regels zijn op dit punt dus versoepeld.

Natuurlijk kan de rekenrente anders worden vastgesteld. Maar elke uitkomst hoger dan de marktrente introduceert kredietrisico. Een dekkingsgraad van 100 procent zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de pensioenen kunnen worden afgedekt met junk bonds (‘rommelobligaties’) in plaats van staatsobligaties. Zo’n kunstgreep is niet zonder meer in het belang van de deelnemers.

Roland van Gaalen,

Gepensioneerd actuaris, Amsterdam

In Birma vind je nog de romantiek van de Oriënt

In deze krant van 30 augustus stond een grote foto van het imposante, nieuwe parlementsgebouw van Birma in het nieuwe regeringscentrum Naypyidaw. Dat vreselijke Birma, met die draconische dictatuur. Maar bij het zien van dat gebouw weet je wel onmiddellijk dat je in het Verre Oosten bent: het is zeer traditioneel Birmees. Hoe anders vergaat het je in het noordelijk gelegen China. Het land dat zich in de armen van het kapitalisme heeft geworpen. Daar wordt de architectonische dienst uitgemaakt door de Rem Koolhazen van deze wereld. Met hun aaneenschakeling van spectaculaire wolkenkrabbers, de een nog hoger dan de ander. Voor de aloude sprookjesachtige romantiek van de Oriënt hoef je niet meer naar China, want die wordt daar razendsnel afgebroken ten gunste van de commercie, Olympische Spelen, wereldtentoonstelling, Disneyland, Armani, Chanel, Gucci en ga zo maar door. Nee, voor die romantiek moet je blijkbaar naar het conservatieve, hardvochtige, onderdrukkende en gewelddadige Birma.

Het zou mooi zijn als Birma zich zou openstellen voor de wereld, maar zijn traditie handhaaft. Maar of ze daarin zullen slagen? De Chinezen is het, na hun drieduizendjarige geschiedenis van hun zeer eigen cultuur, niet gelukt.

J.D.M. de Block

Hilversum

Islamkritiek en integratie kun je niet loskoppelen

In deze krant van 31 augustus vindt Meindert Fennema Wilders’ credo „niet voor Ali en Fatima, maar voor Henk en Ingrid” verwerpelijk, omdat het een etnische draai geeft aan de volgens de auteur overigens vaak terechte islamkritiek van Wilders. Islamkritiek en integratie moet je scheiden, vindt Fennema, maar hier slaat hij de plank finaal mis. Het zou mooi zijn, zo’n onderscheid, maar zoals Fennema het voorstelt is het vooral gratuite retoriek. Zolang de islam wordt beschouwd als importreligie en de mythe van ‘de’ Nederlandse cultuur overeind blijft en mensen bang worden gemaakt voor wat ‘van buiten’ komt, kun je niet met droge ogen beweren dat islamkritiek en integratie niets met elkaar te maken hebben. Dan is islamkritiek gewoon verkapte assimilatiedruk. Die principiële gelijkschakeling van Ali en Fatima met Henk en Ingrid waar Fennema zich op beroept, is een holle frase zolang de eersten alleen mogen meedoen als ze een ‘salonfähige’ islam aanhangen, een gekuiste, voor Nederland aanvaardbare vorm. Een getemde islam. Als je Ali en Fatima principieel hetzelfde wilt behandelen als Ingrid en Henk, dan moet je ook accepteren dat Ali of Fatima er denkbeelden en opvattingen op na houdt die je niet onderschrijft, net als dat voor Henk en Ingrid geldt. Dan mag je geen ‘wij-zij’ onderscheid maken, om dat oude cliché maar weer eens van stal te halen. Zo’n onderscheid hoort niet in een integratiedebat en heeft al helemaal niets te maken met de islam. Gelijkheid mag niet betekenen dat je probeert de wereld buiten de deur te houden.

Prof. dr. Thijl Sunier

Hoogleraar islam in Europese samenlevingen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam

Democratie eist ruggengraat

Bastiaan Bommeljé ziet Wilders niet als oorzaak, maar als symptoom van sociale desintegratie (Opiniepagina, 2 september). ‘Wij zijn Wilders’, stelt hij. Echter, ruim 80 procent van de kiezers heeft niet op Wilders gestemd. Hoe je democratie ook definieert, de PVV is geen democratische partij. Verder identificeert Wilders ideologie en religie en discrimineert hij een belangrijke minderheid van de Nederlandse bevolking. Democratie en vrijheid van godsdienst zijn belangrijke en te beschermen verworvenheden. Het continueren van de onderhandelingen met de PVV is het loon voor de angst van politici met zwakke ruggen. Democratie vraagt ruggengraat.

J. Th. Degenkamp

Oud-hoogleraar rechtswetenschap RUG.

Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Zaterdag 4 september 2010, pagina 19